In de biologie, een zakdoek is een groep cellen en hun extracellulaire matrix die dezelfde embryonale oorsprong delen en een vergelijkbare functie vervullen. Meerdere weefsels vormen dan organen. De studie van dierlijke weefsels wordt histologie genoemd, of histopathologie als het gaat om ziekten. De studie van plantenweefsels wordt plantanatomie genoemd. Het woord "tissue" komt van het Franse woord "tissu", wat "geweven" betekent. De Franse anatoom en patholoog Marie François Xavier Bichat introduceerde de term in 1801 en verklaarde dat lichaamsfuncties beter konden worden begrepen als ze werden bestudeerd op het niveau van weefsels in plaats van organen.
Er zijn vier basisweefsels bij mensen en andere dieren: epitheelweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel. Het embryonale weefsel (ectoderm, mesoderm, endoderm) waaruit ze voortkomen, varieert soms, afhankelijk van de soort.
Cellen van epitheelweefsel vormen vellen die de oppervlakken van het lichaam en het orgaan bedekken. Bij alle dieren is het meeste epitheel afkomstig van het ectoderm en het endoderm, behalve het epitheel, dat afkomstig is van het mesoderm. Voorbeelden van epitheelweefsel omvatten het huidoppervlak en de voeringen van de luchtwegen, het voortplantingsstelsel en het maagdarmkanaal. Er zijn verschillende soorten epitheel, waaronder eenvoudig plaveiselepitheel, eenvoudig kubusvormig epitheel en kolomvormig epitheel. Functies omvatten het beschermen van organen, het elimineren van afval, het absorberen van water en voedingsstoffen en het afscheiden van hormonen en enzymen.
Bindweefsel bestaat uit cellen en niet-levend materiaal, de extracellulaire matrix genoemd. De extracellulaire matrix kan vloeibaar of vast zijn. Voorbeelden van bindweefsel omvatten bloed, bot, vet, pezen en ligamenten. Bij mensen komen schedelbeenderen voort uit het ectoderm, maar de andere bindweefsels komen uit het mesoderm. Functies van bindweefsel zijn onder meer het vormgeven en ondersteunen van organen en het lichaam, waardoor lichaamsbewegingen mogelijk zijn en zuurstof diffusie wordt verschaft.
De drie soorten spierweefsel zijn skeletspieren, hartspieren en gladde (viscerale) spieren. Bij mensen ontwikkelen spieren zich uit het mesoderm. Spieren trekken samen en ontspannen om lichaamsdelen te laten bewegen en bloed te pompen.
Zenuwweefsel is verdeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Het omvat de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen. Het zenuwstelsel is afkomstig van het ectoderm. Het zenuwstelsel regelt het lichaam en communiceert tussen zijn delen.
Er zijn drie weefselsystemen in planten: epidermis, grondweefsel en vaatweefsel. Als alternatief kunnen plantenweefsels worden geclassificeerd als meristematisch of permanent.
De opperhuid bestaat uit cellen die het buitenoppervlak van bladeren en de lichamen van jonge planten bedekken. Zijn functies omvatten bescherming, afvalverwijdering en opname van voedingsstoffen.