In de klassieke sociologie is 'ander' een concept in de studie van het sociale leven waarmee we relaties definiëren. We komen twee verschillende soorten anderen tegen in relatie tot onszelf.
Een "significante andere" is iemand over wie we enige mate van specifieke kennis hebben en dus letten we op wat we beschouwen als zijn of haar persoonlijke gedachten, gevoelens of verwachtingen. In dit geval betekent belangrijk niet dat de persoon belangrijk is en verwijst het niet naar het gemeenschappelijke taalgebruik van een romantische relatie. Archie O. Haller, Edward L. Fink en Joseph Woelfel van de Universiteit van Wisconsin hebben het eerste wetenschappelijke onderzoek en metingen verricht naar de invloed van significante anderen op individuen.
Haller, Fink en Woelfel ondervraagden 100 adolescenten in Wisconsin en maten hun educatieve en beroepsmatige ambities terwijl ze ook de groep andere individuen identificeerden die met de studenten omgingen en mentoren voor hen waren. Daarna maten ze de impact van de significante anderen en hun verwachtingen voor de educatieve mogelijkheden van de tieners. De resultaten toonden aan dat de verwachtingen van de significante de meest krachtige invloed hadden op de eigen ambities van de studenten.
Het tweede type ander is de 'gegeneraliseerde ander', die we vooral ervaren als een abstracte sociale status en de daarbij behorende rol. Het werd ontwikkeld door George Herbert Mead als een kernconcept in zijn discussie over de sociale ontstaansgeschiedenis van het zelf. Volgens Mead leeft het zelf in het vermogen van een individu om zichzelf als een sociaal wezen te verantwoorden. Dit vereist ook dat een persoon verantwoording aflegt over de rol van de ander en hoe zijn of haar acties een groep kunnen beïnvloeden.
De gegeneraliseerde ander vertegenwoordigt de verzameling rollen en attitudes die mensen gebruiken als referentie om erachter te komen hoe ze zich in een bepaalde situatie moeten gedragen. Volgens Mead:
"Zelf ontwikkelen zich in sociale contexten naarmate mensen leren de rollen van hun medewerkers op zich te nemen, zodat ze met een redelijke mate van nauwkeurigheid kunnen voorspellen hoe een set acties waarschijnlijk redelijk voorspelbare reacties zal genereren. Mensen ontwikkelen deze capaciteiten in het proces van interactie met elkaar, betekenisvolle symbolen delen en taal ontwikkelen en gebruiken om betekenissen te creëren, verfijnen en toe te wijzen aan sociale objecten (inclusief zichzelf). "
Als mensen complexe en complexe sociale processen willen aangaan, moeten ze een gevoel van verwachtingen ontwikkelen - de regels, rollen, normen en inzichten die antwoorden voorspelbaar en begrijpelijk maken. Wanneer u deze regels leert te onderscheiden van andere, bestaat het aggregaat uit een gegeneraliseerde andere.
Een "significante andere": we weten misschien dat de winkelbediende op de hoek kinderen leuk vindt of niet als mensen vragen om het toilet te gebruiken. Als een 'ander' is deze persoon belangrijk omdat we niet alleen letten op hoe kruideniers over het algemeen zijn, maar ook op wat we weten over deze specifieke kruidenier.
Een "gegeneraliseerde andere": wanneer we een supermarkt binnenkomen zonder enige kennis van de kruidenier, zijn onze verwachtingen alleen gebaseerd op kennis van kruideniers en klanten in het algemeen en wat gewoonlijk wordt verondersteld plaats te vinden wanneer ze op elkaar inwerken. Dus als we omgaan met deze kruidenier, is onze enige basis voor kennis de gegeneraliseerde ander.