Topografie is een term die wordt gebruikt in toegepaste gedragsanalyse (ABA) om gedrag te beschrijven, specifiek hoe gedrag eruit ziet. Topografie definieert gedrag op een "operationele" manier, vrij van de kleuring van waarden of verwachtingen. Door de topografie van gedrag te beschrijven, vermijdt u veel van de problematische termen die hun weg vinden naar definities van gedrag. Onrespect bijvoorbeeld, is vaker een weerspiegeling van de reactie van de leraar dan de bedoeling van de student. De uitdrukking "weigeren om zich aan een richting te houden" zou daarentegen een topografische beschrijving van hetzelfde gedrag zijn.
Het duidelijk definiëren van de topografie van gedrag is vooral belangrijk voor het maken van passende interventies voor kinderen waarvan de handicap gedeeltelijk wordt bepaald door gedrag, zoals emotionele en gedragsstoornissen en autismespectrumstoornissen. Leraren en beheerders zonder uitgebreide ervaring of training in het omgaan met gedragsstoornissen reageren vaak te heftig en creëren meer problemen door zich te concentreren op de sociale constructies rond wangedrag zonder het feitelijke gedrag te observeren.
Wanneer ze dit doen, richten deze opvoeders zich op de functie van een gedrag in plaats van de topografie. De functie van een gedrag beschrijft waarom het gedrag optreedt, of het doel van het gedrag; terwijl de topografie van het gedrag de vorm ervan beschrijft. Het beschrijven van de topografie van het gedrag is veel objectiever - u zegt eenvoudig objectief wat er is gebeurd. De functie van het gedrag is vaak veel subjectiever - je probeert uit te leggen waarom een student een bepaald gedrag vertoonde.
Topografie en functie vertegenwoordigen twee zeer verschillende manieren om een gedrag te beschrijven. Als een kind bijvoorbeeld een driftbui gooit om de topografie van het gedrag uit te leggen, zou het voor een leraar niet voldoende zijn om eenvoudig te zeggen: "het kind heeft een driftbui gegooid". Een topografische definitie zou kunnen zijn: "Het kind wierp zich op de grond en schopte en schreeuwde met een hoge stem. Het kind maakte geen fysiek contact met andere personen, meubels of andere voorwerpen in de omgeving."
De functionele beschrijving zou daarentegen voor interpretatie vatbaar zijn: "Lisa werd boos, zwaaide haar armen en probeerde andere kinderen en de leraar te slaan terwijl ze schreeuwde in die hoge stem die ze vaak gebruikt." Elke beschrijving zou kunnen worden gedefinieerd als een "driftbui", maar de eerste bevat alleen wat de waarnemer zag, terwijl de laatste interpretatie omvat. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om te weten dat een kind "bedoeld" is om anderen te verwonden door een topografische beschrijving, maar in combinatie met een antecedent, gedrag, gevolg (ABC) observatie, kunt u mogelijk de functie van het gedrag bepalen.
Het is vaak nuttig om verschillende professionals hetzelfde gedrag te laten observeren en vervolgens zowel functionele als topografische beschrijvingen te geven. Door het antecedent te observeren - wat er gebeurt vlak voordat het gedrag optrad - en de functie van het gedrag te bepalen en de topografie ervan te beschrijven, krijgt u extra inzicht in het gedrag dat u waarneemt. Door deze twee methoden te combineren - de topografie van een gedrag te beschrijven en de functie-opvoeders en gedragsspecialisten te bepalen, kunnen ze helpen bij het kiezen van vervangingsgedrag en een interventie creëren, een zogenaamd gedragsinterventieplan.
Om echt te begrijpen hoe topografie een gedrag kan beschrijven, kan het nuttig zijn om te kijken naar geladen (emotioneel getinte) beschrijvingen van een bepaald gedrag versus topografische beschrijvingen (objectieve observaties). Behavioral Learning Solutions biedt deze methode om de twee te vergelijken:
Geladen beschrijving | Topografie |
Sally werd boos en begon tijdens de cirkel items te gooien in een poging anderen met de items te raken. | De student gooide items of vrijgegeven items uit haar hand. |
Marcus boekt vooruitgang en kan, wanneer daarom wordt gevraagd, 'bellen' zeggen voor bubbels. | De student kan het vocale geluid “buh” maken |
Karen, blij als altijd, wuifde haar leraar vaarwel. | De student zwaaide of bewoog haar hand heen en weer. |
Op verzoek van een assistent om de blokken op te bergen, werd Joey weer boos en gooide de blokken naar de assistent die haar probeerde te raken. | De student gooide blokken op de vloer. |
Bij het beschrijven van de topografie van een gedrag:
De topografie van een gedrag kan ook worden aangeduid als de operationele definitie van gedrag.