La Négritude was een literaire en ideologische beweging onder leiding van Franstalige zwarte intellectuelen, schrijvers en politici. De oprichters van la Négritude, bekend als les trois pères (de drie vaders), waren oorspronkelijk afkomstig uit drie verschillende Franse kolonies in Afrika en het Caribisch gebied, maar ontmoetten elkaar tijdens het leven in Parijs in de vroege jaren 1930. Hoewel elk van de pères had verschillende ideeën over het doel en de stijlen van la Négritude, de beweging wordt over het algemeen gekenmerkt door:
Aimé Césaire, dichter, toneelschrijver en politicus uit Martinique, studeerde in Parijs, waar hij de zwarte gemeenschap ontdekte en Afrika herontdekte. Hij zag la Négritude als het feit van zwart zijn, acceptatie van dit feit en waardering voor de geschiedenis, cultuur en bestemming van zwarte mensen. Hij wilde de collectieve koloniale ervaring van Zwarten erkennen - het slavenhandel- en plantagesysteem - en probeerde het opnieuw te definiëren. De ideologie van Césaire definieerde de vroege jaren van La Négritude.
Dichter en eerste president van Sénégal, Léopold Sédar Senghor gebruikte la Négritude om te werken aan een universele waardering van Afrikaanse mensen en hun biologische bijdragen. Terwijl hij pleitte voor de uitdrukking en viering van traditionele Afrikaanse gebruiken in geest, verwierp hij een terugkeer naar de oude manieren om dingen te doen. Deze interpretatie van la Négritude was de meest voorkomende, vooral in latere jaren.
Een Frans-Guinese dichter en lid van de Nationale Vergadering, Léon-Gontran Damas was de enfant verschrikkelijk van la Négritude. Zijn militante stijl van het verdedigen van zwarte kwaliteiten maakte duidelijk dat hij niet werkte aan enige vorm van verzoening met het Westen.