De Romeinse Republiek begon in 509 v.Chr. toen de Romeinen de Etruskische koningen verdreven en hun eigen regering oprichtten. Na getuige te zijn geweest van de problemen van de monarchie op hun eigen land, en van aristocratie en democratie onder de Grieken, kozen zij voor een gemengde vorm van bestuur, met drie takken. Deze innovatie werd bekend als een republikeins systeem. De kracht van de republiek is het systeem van checks and balances, dat tot doel heeft consensus te bereiken tussen de verlangens van de verschillende takken van de overheid. De Romeinse grondwet schetste deze checks and balances, maar op een informele manier. Het grootste deel van de grondwet was ongeschreven en wetten werden gehandhaafd door precedent.
De Republiek duurde 450 jaar totdat de territoriale winst van de Romeinse beschaving haar bestuur tot het uiterste reikte. Een reeks sterke heersers genaamd keizers ontstond met Julius Caesar in 44 v.Chr. En hun reorganisatie van de Romeinse regeringsvorm luidde de keizerlijke periode in.
consuls: Twee consuls met het hoogste civiele en militaire gezag hadden het hoogste ambt in het Republikeinse Rome. Hun macht, die gelijkelijk werd gedeeld en die slechts één jaar duurde, deed denken aan de monarchiale macht van de koning. Elke consul kon een veto uitspreken tegen de andere, ze leidden het leger, dienden als rechters en hadden religieuze plichten. In eerste instantie waren de consuls patriciërs, van beroemde families. Latere wetten moedigden plebeians aan om campagne te voeren voor het consulaat; uiteindelijk moest een van de consuls een plebeian zijn. Na een ambtstermijn als consul trad een Romeinse man levenslang toe tot de Senaat. Na 10 jaar kon hij opnieuw campagne voeren voor consulship.
De Senaat: Hoewel de consuls uitvoerend gezag hadden, werd verwacht dat zij het advies van de oudsten van Rome zouden opvolgen. De senaat (senatus = raad van oudsten) dateerde van vóór de Republiek, gesticht in de achtste eeuw voor Christus. Het was een adviserende tak, aanvankelijk samengesteld uit ongeveer 300 patriciërs die voor het leven dienden. De rangen van de senaat waren afkomstig van ex-consuls en andere officieren, die ook landeigenaren moesten zijn. Plebeians werden uiteindelijk ook toegelaten tot de Senaat. De primaire focus van de senaat was het buitenlands beleid van Rome, maar ze hadden ook grote jurisdictie in burgerlijke zaken, aangezien de senaat de schatkist controleerde.
The Assemblies: De meest democratische tak van de Romeinse republikeinse regeringsvorm waren de vergaderingen. Deze grote lichamen - er waren er vier - maakten stemrecht beschikbaar voor veel Romeinse burgers (maar niet allemaal, omdat degenen die in de buitenwijken van de provincies leefden nog steeds geen zinvolle vertegenwoordiging hadden). De Assemblee van Eeuwen (comitia centuriata), bestond uit alle leden van het leger en koos jaarlijks voor consuls. De Assemblee van Stammen (comitia tributa), die alle burgers bevatte, wetten goedkeurde of afwees en kwesties van oorlog en vrede besliste. De Comitia Curiata bestond uit 30 lokale groepen, en werd gekozen door de Centuriata, en diende vooral een symbolisch doel voor De stichtende families van Rome. De Concilium Plebis vertegenwoordigden de plebeians.