Een hoog aangeschreven kunstcriticus, romanschrijver, dichter, essayist en scenarioschrijver, John Berger begon zijn carrière als schilder in Londen. Onder zijn bekendste werken zijn Manieren om te zien (1972), een reeks essays over de kracht van visuele beelden, en G. (ook 1972), een experimentele roman die zowel de Booker Prize als de James Tait Black Memorial Prize voor fictie ontving.
In deze passage uit En onze gezichten, mijn hart, kort als foto's (1984), Berger is gebaseerd op de geschriften van Mircea Eliade, een in Roemenië geboren godsdiensthistoricus, om een uitgebreide definitie van huis.
van John Berger
De voorwaarde huis (Oud-Noors Heimer, Hoogduits heim, Grieks komi, wat 'dorp' betekent), is sinds lange tijd overgenomen door twee soorten moralisten, beide dierbaar aan degenen die macht uitoefenen. Het begrip van huis werd de hoeksteen voor een code van huiselijke moraal, die het bezit (waaronder de vrouwen) van het gezin beschermde. Tegelijkertijd het idee van vaderland leverde het eerste geloofsartikel voor patriottisme, waardoor mannen werden overgehaald om te sterven in oorlogen die vaak geen ander belang dienden dan dat van een minderheid van hun heersende klasse. Beide gebruiken hebben de oorspronkelijke betekenis verborgen.
Oorspronkelijk betekende thuis het centrum van de wereld, niet in geografische, maar in ontologische zin. Mircea Eliade heeft aangetoond hoe het huis de plaats was van waaruit de wereld zou kunnen zijn Gesticht. Een huis werd opgericht, zoals hij zegt, "in het hart van het echte". In traditionele samenlevingen was alles wat zinvol was voor de wereld echt; de omringende chaos bestond en was bedreigend, maar het was bedreigend omdat het zo was onwerkelijk. Zonder een huis in het midden van de werkelijkheid, was men niet alleen beschut, maar ook verloren in niet-zijn, in onwerkelijkheid. Zonder thuis was alles fragmentatie.
Thuis was het centrum van de wereld omdat het de plaats was waar een verticale lijn kruiste met een horizontale. De verticale lijn was een pad dat omhoog leidde naar de hemel en naar beneden naar de onderwereld. De horizontale lijn vertegenwoordigde het verkeer van de wereld, alle mogelijke wegen die over de aarde naar andere plaatsen leiden. Zo was men thuis het dichtst bij de goden aan de hemel en bij de doden van de onderwereld. Deze nabijheid beloofde toegang tot beide. En tegelijkertijd was men bij het startpunt en, hopelijk, het terugkeerpunt van alle reizen op aarde.
* Oorspronkelijk gepubliceerd in En onze gezichten, mijn hart, kort als foto's, door John Berger (Pantheon Books, 1984).