Shakespeare's Sonnet 29 wordt genoteerd als favoriet bij Coleridge. Het onderzoekt het idee dat liefde alle kwalen kan genezen en ons een goed gevoel over onszelf kan geven. Het toont de sterke gevoelens die liefde in ons kan inspireren, zowel goed als slecht.
De dichter schrijft dat wanneer zijn reputatie in de problemen zit en hij financieel faalt; hij zit alleen en heeft medelijden met zichzelf. Wanneer niemand, inclusief God, naar zijn gebeden luistert, vervloekt hij zijn lot en voelt zich hopeloos. De dichter benijdt jaloers op wat anderen hebben bereikt en wenst dat hij zou kunnen zijn zoals zij of hebben wat zij hebben:
Verlangend naar het hart van deze man en de reikwijdte van die man
Wanneer hij echter in de diepten van zijn wanhoop denkt aan zijn liefde, worden zijn geesten opgeheven:
Gelukkig denk ik aan jou, en dan aan mijn toestand,
Zoals de leeuwerik bij het ontstaan van de dag
Wanneer hij aan zijn liefde denkt, is zijn humeur naar de hemel verheven: hij voelt zich rijk en zou niet van plaats veranderen, zelfs niet met koningen:
Voor uw zoete liefde herinnerde dergelijke rijkdom brengt
Dat ik minacht om mijn staat met koningen te veranderen.
De dichter voelt zich vreselijk en ellendig en denkt dan aan zijn liefde en voelt zich beter.
Het sonnet wordt door velen beschouwd als een van de grootste van Shakespeare. Het gedicht is echter ook minachtend vanwege zijn gebrek aan glans en zijn transparantie. Don Paterson auteur van Shakespeare's Sonnets lezen verwijst naar het sonnet als een "duffer" of "pluis".
Hij bespot Shakespeare's gebruik van zwakke metaforen: "Zoals de leeuwerik bij het aanbreken van de dag die opkomt / uit nors aarde ..." erop wijzend dat de aarde alleen nors voor Shakespeare is, niet voor de leeuwerik, en daarom is de metafoor een slechte. Paterson wijst er ook op dat het gedicht niet verklaart waarom de dichter zo ellendig is.
Het is aan de lezer om te beslissen of dit belangrijk is of niet. We kunnen ons allemaal identificeren met gevoelens van zelfmedelijden en iemand of iets dat ons uit deze staat haalt. Als een gedicht houdt het zich staande.
De dichter toont zijn passie, vooral voor zijn eigen zelfhaat. Dit kan de dichter zijn die zijn conflicterende gevoelens jegens de eerlijke jeugd internaliseert en alle gevoelens van eigenwaarde en zelfvertrouwen op hem projecteert of crediteert, waardoor de eerlijke jeugd het vermogen krijgt om zijn imago van zichzelf te beïnvloeden.