De presentatie van het zelf in het dagelijks leven is een boek dat in 1959 werd gepubliceerd in de VS, geschreven door socioloog Erving Goffman. Daarin gebruikt Goffman de beeldtaal van het theater om de nuances en de betekenis van persoonlijke sociale interactie weer te geven. Goffman brengt een theorie van sociale interactie naar voren die hij het dramaturgische model van het sociale leven noemt.
Volgens Goffman kan sociale interactie worden vergeleken met een theater, en mensen in het dagelijks leven met acteurs op een podium, die elk verschillende rollen spelen. Het publiek bestaat uit andere personen die het rollenspel observeren en reageren op de uitvoeringen. In sociale interactie, zoals in theatervoorstellingen, is er een 'front stage'-regio waar de acteurs voor het publiek op het podium staan, en hun bewustzijn van dat publiek en de verwachtingen van het publiek voor de rol die ze moeten spelen, beïnvloeden het gedrag van de acteur. Er is ook een achterregio, of 'backstage', waar individuen kunnen ontspannen, zichzelf kunnen zijn en de rol of identiteit die ze spelen wanneer ze voor anderen staan.
Centraal in het boek en de theorie van Goffman staat het idee dat mensen, als ze samen omgaan in sociale omgevingen, voortdurend bezig zijn met het proces van 'impressiebeheer', waarbij elk probeert zichzelf te presenteren en zich te gedragen op een manier die de schaamte van zichzelf of anderen. Dit wordt voornamelijk gedaan door elke persoon die deel uitmaakt van de interactie en die ervoor zorgt dat alle partijen dezelfde 'definitie van de situatie' hebben, wat betekent dat iedereen begrijpt wat er in die situatie moet gebeuren, wat te verwachten van de andere betrokkenen, en dus hoe ze zich zelf zouden moeten gedragen.
Hoewel meer dan een halve eeuw geleden geschreven, De presentatie van het zelf in het dagelijks leven blijft een van de beroemdste en meest onderwezen sociologieboeken, die door de International Sociological Association in 1998 werd vermeld als het 10e belangrijkste sociologieboek van de twintigste eeuw.
Goffman gebruikt de term 'uitvoering' om te verwijzen naar alle activiteiten van een individu voor een bepaalde set van waarnemers of publiek. Door deze uitvoering geeft de persoon of acteur betekenis aan zichzelf, aan anderen en aan hun situatie. Deze uitvoeringen geven indruk aan anderen, die informatie doorgeeft die de identiteit van de acteur in die situatie bevestigt. De acteur is zich al dan niet bewust van zijn optreden of heeft een doelstelling voor zijn optreden, maar het publiek kent er voortdurend betekenis aan toe en aan de acteur.
De instelling voor de uitvoering omvat het landschap, de rekwisieten en de locatie waarin de interactie plaatsvindt. Verschillende instellingen hebben een verschillend publiek en vereisen daarom dat de acteur zijn uitvoeringen voor elke instelling wijzigt.
Uiterlijk functioneert om de sociale status van de performer aan het publiek weer te geven. Uiterlijk vertelt ons ook over de tijdelijke sociale staat of rol van het individu, bijvoorbeeld of hij bezig is met werk (door een uniform te dragen), informele recreatie of een formele sociale activiteit. Hier dienen kleding en rekwisieten om dingen te communiceren die een sociaal toegekende betekenis hebben, zoals geslacht, status, beroep, leeftijd en persoonlijke verplichtingen.
Manier verwijst naar hoe het individu de rol speelt en functioneert om het publiek te waarschuwen over hoe de uitvoerder zal handelen of proberen te handelen in een rol (bijvoorbeeld dominant, agressief, ontvankelijk, enz.). Inconsistentie en tegenspraak tussen uiterlijk en manier van doen kan optreden en zal een publiek verwarren en van streek maken. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer iemand zich niet presenteert of zich gedraagt in overeenstemming met zijn waargenomen sociale status of positie.
De voorkant van de acteur, zoals gelabeld door Goffman, is het deel van de uitvoering van het individu dat functioneert om de situatie voor het publiek te definiëren. Het is het beeld of de indruk die hij of zij aan het publiek afgeeft. Een sociaal front kan ook worden gezien als een script. Bepaalde sociale scripts worden vaak geïnstitutionaliseerd in termen van de stereotiepe verwachtingen die het bevat. Bepaalde situaties of scenario's hebben sociale scripts die suggereren hoe de acteur zich in die situatie moet gedragen of ermee moet omgaan. Als het individu een taak of rol op zich neemt die nieuw voor hem is, kan hij of zij ontdekken dat er al verschillende gevestigde fronten zijn waaruit hij moet kiezen. Volgens Goffman vinden we, wanneer een taak een nieuw front of script krijgt, zelden dat het script zelf volledig nieuw is. Individuen gebruiken vaak vooraf ingestelde scripts om te volgen voor nieuwe situaties, zelfs als het niet volledig geschikt of gewenst is voor die situatie.
Volgens Goffman zijn er in drama, zoals bij dagelijkse interacties, drie regio's, elk met verschillende effecten op de prestaties van een individu: frontstage, backstage en off-stage. Het voorpodium is waar de acteur formeel optreedt en zich houdt aan conventies die een specifieke betekenis hebben voor het publiek. De acteur weet dat hij of zij in de gaten wordt gehouden en handelt dienovereenkomstig.
In de backstage-regio kan de acteur zich anders gedragen dan voor het publiek op het voorpodium. Dit is waar het individu echt zichzelf wordt en de rollen kwijtraakt die ze speelt wanneer ze tegenover andere mensen staat.
Ten slotte is de regio buiten het podium waar individuele acteurs de toeschouwers ontmoeten onafhankelijk van de teamprestaties op het voorpodium. Specifieke uitvoeringen kunnen worden gegeven wanneer het publiek als zodanig is gesegmenteerd.