Een notochord wordt vaak beschreven als een primitieve ruggengraat. Het woord notochord komt van de Griekse woorden Notos (terug en chorde (koord). Het is een stijve, kraakbeenachtige staaf die in alle ontwikkelingsstadia in alle chordaten aanwezig is. Sommige organismen, zoals Afrikaanse longvissen, kikkervisjes en steur, behouden een post-embryonaal notochord. Het notochord wordt gevormd tijdens gastrulatie (een vroege fase in de ontwikkeling van de meeste dieren) en ligt langs de as van de kop naar de staart. Notochord-onderzoek heeft een belangrijke rol gespeeld bij het begrip van wetenschappers voor de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel van dieren.
Notochords bieden een rigide, maar flexibele structuur die spierhechting mogelijk maakt, waarvan wordt aangenomen dat het voordelig is voor zowel individuele ontwikkeling als evolutie. Het is gemaakt van een materiaal dat lijkt op kraakbeen, het weefsel dat je op het puntje van je neus vindt en het kraakbeen van een haai.
De ontwikkeling van het notochord staat bekend als notogenesis. In sommige akkoorden is het notochord aanwezig als een staaf van cellen die onder en parallel aan het zenuwkoord ligt, waardoor het ondersteuning krijgt. Sommige dieren, zoals manteldieren of zeescheden, hebben een notochord tijdens hun larvenstadium. Bij gewervelde dieren is het notochord meestal alleen aanwezig in het embryostadium.