Volver Hoe het Spaanse werkwoord te vervoegen, om terug te keren

Volver is een veel voorkomend Spaans werkwoord dat meestal betekent "terugkeren", "terugkomen" of iets dergelijks; in de wederkerende vorm, volverse, het kan ook betekenen "worden".

Volver is een stam veranderend werkwoord; vervoegen Volver, verander de -O- naar -ue- wanneer gestrest. Volver heeft ook een onregelmatig voltooid deelwoord.

Onregelmatige vormen worden hieronder vetgedrukt weergegeven. Vertalingen worden gegeven als leidraad en in het echte leven kan variëren met de context. Werkwoorden die het vervoegingspatroon van volgen Volver omvatten absolver, Devolver, disolver, desenvolver, resolver en revolver.

Infinitief van Volver

Volver (terugbrengen)

Gerund van Volver

volviendo (Terugkerende)

Deelwoord van Volver

vuelto (Terug)

Aanwezig indicatief voor Volver

yo vuelvo, tú Vuelves, usted / él / ella vuelve, nosotros / as volvemos, vosotros / as volvéis, ustedes / ellos / ellas Vuelven (Ik keer terug, jij keert terug, hij keert terug, enz.)

Preterite van Volver

yo volví, tú volviste, usted / él / ella volvió, nosotros / as volvimos, vosotros / as volvisteis, ustedes / ellos / ellas volvieron (Ik keerde terug, jij keerde terug, zij keerde terug, etc.)

Onvolmaakt Indicatief voor Volver

yo volvía, tú volvías, usted / él / ella volvía, nosotros / as volvíamos, vosotros / as volvíais, ustedes / ellos / ellas volvían (Ik keerde altijd terug, jij keerde terug, hij keerde terug, etc.)

Toekomstig indicatief voor Volver

yo volveré, tú volverás, usted / él / ella volverá, nosotros / as volveremos, vosotros / as volveréis, ustedes / ellos / ellas volverán (Ik zal terugkeren, jij zult terugkeren, hij zal terugkeren, enz.)

Voorwaardelijk van Volver

yo volvería, tú volverías, usted / él / ella volvería, nosotros / as volveríamos, vosotros / as volveríais, ustedes / ellos / ellas volverían (Ik zou terugkeren, jij zou terugkeren, zij zou terugkeren, enz.)

Aanwezig conjunctief van Volver

que yo Vuelva, que tú Vuelvas, que usted / él / ella Vuelva, que nosotros / as volvamos, que vosotros / as volváis, que ustedes / ellos / ellas vuelvan (dat ik terugkeer, dat jij terugkeert, dat zij terugkeert, enz.)