Woordenschat Quiz - Reizen

Leerlingen in het Engels hebben over het algemeen één ding gemeen: ze houden van reizen en nieuwe culturen ontdekken. Een van de belangrijkste redenen waarom de meesten van ons een nieuwe taal leren, is om het te proberen door naar een land te gaan waar ze de taal spreken. Natuurlijk moet je reizen om daar te komen. Dat is wanneer reizen vocabulaire absoluut noodzakelijk wordt. Hier is een quiz met gerelateerde reiswoordenschat voor vier manieren van reizen: per trein, bus of touringcar, per vliegtuig en over zee.

Gebruik de volgende woorden om de gaten in de reiskaart in te vullen. Elk woord of zin wordt maar één keer gebruikt.

  • bushalte
  • vliegtuig
  • vangen / instappen / instappen
  • ontschepen
  • kade / dock
  • voering
  • reis
  • vertrek / verlof
  • land-
  • brug
  • bestuurders stoel
  • piloot
  • corridor / gangpad

Heb een veilige reis!

Manier van reizen

Per spoor Met de bus / touringcar Per vliegtuig Over zee
station _____ luchthaven haven
trein bus _____ schip
vangen / instappen _____ kom aan boord Stort
uitstappen uitstappen uitstappen / uitstappen _____
platform vertrekhek vertrekhek _____
passagierstrein coach / bus passagiersvliegtuig / vliegtuig _____
reis _____ vlucht reis
_____ vertrek / verlof opstijgen zeil
aankomen aankomen _____ dok
motor _____ cockpit _____
machinist buschauffeur _____ gezagvoerder
_____ gangpad gangpad loopplank

Oefen het gebruik van dit vocabulaire in korte schrijf- en spreekopdrachten zoals dit voorbeeld om het nieuwe vocabulaire te integreren:

Vorig jaar vloog ik naar Italië voor een maand vakantie. We namen het vliegtuig in New York en stapten uit in een compleet andere wereld. Het eerste wat ik deed toen we aankwamen was om een ​​echte Italiaanse espresso te krijgen. De volgende weken waren geweldig omdat we passagierstreinen naar veel verschillende steden in het hele land namen. We gingen ook naar Leghorn, een haven in Toscane, en begonnen aan een veerboottocht naar het eiland Sardinië.