Begrijpend lezen voor beginners - Mijn kantoor

Lees de paragraaf die mijn kantoor beschrijft. Besteed speciale aandacht aan het gebruik van voorzetsels in de leesselectie. Hieronder vindt u nuttige woordenschat en quizzen om uw begrip te testen. 

Mijn kantoor

Zoals de meeste kantoren, is mijn kantoor een plek waar ik me op mijn werk kan concentreren en me tegelijkertijd op mijn gemak kan voelen. Natuurlijk heb ik alle benodigde apparatuur op mijn bureau. Ik heb de telefoon naast het faxapparaat aan de rechterkant van mijn bureau. Mijn computer staat in het midden van mijn bureau met de monitor recht voor mij. Ik heb een comfortabele bureaustoel om op te zitten en enkele foto's van mijn gezin tussen de computer en de telefoon. Om me te helpen lezen, heb ik ook een lamp in de buurt van mijn computer die ik 's avonds gebruik als ik laat werk. Er is voldoende papier in een van de laden van de kast. Er zijn ook nietjes en een nietmachine, paperclips, markeerstiften, pennen en gummen in de andere lade. Ik gebruik graag markeerstiften om belangrijke informatie te onthouden. In de kamer staat een comfortabele fauteuil en een bank om op te zitten. Ik heb ook een lage tafel voor de bank waarop enkele industriële tijdschriften staan.

Nuttige woordenschat

fauteuil - een comfortabele, gewatteerde stoel met 'armen' waarop u uw armen kunt laten rusten
kast - een meubel dat objecten vasthoudt
bureau - een meubel waarop u schrijft of uw computer, fax, enz. gebruikt.
lade - een ruimte waarin u dingen kunt opslaan
apparatuur - items die worden gebruikt om taken te voltooien
meubels - een woord dat verwijst naar alle plaatsen om te zitten, te werken, dingen op te slaan, enz.
markeerstift - een heldere pen met een dikke punt die meestal groen of felgeel is
laptop - een computer die u kunt meenemen
paperclip - een metalen clip die stukjes papier bij elkaar houdt
nietmachine - een apparaat dat wordt gebruikt om papier aan elkaar te nieten

Meerkeuzevragen Vragen controleren

Kies het juiste antwoord op basis van de waarde. 

1. Wat moet ik doen op mijn kantoor? 

A) ontspan B) concentraat C) studie D) tijdschriften lezen

2. Welk apparaat heb ik NIET op mijn bureau? 

A) fax B) computer C) lamp D) kopieerapparaat

3. Waar zijn de foto's van mijn familie te vinden? 

A) aan de muur B) naast de lamp C) tussen de computer en de telefoon D) in de buurt van de fax

4. Ik gebruik de lamp om te lezen: 

A) de hele dag B) nooit C) in de ochtend D) in de avond

5. Waar bewaar ik de paperclips? 

A) op het bureau B) naast de lamp C) in een kastlade D) naast de telefoon

6. Wat bewaar ik op de tafel voor de bank??