Werkwoorden worden gebruikt om een staat of een actie uit te drukken. Ze laten bijvoorbeeld zien wat mensen of dingen doen, denken of voelen. Werkwoorden zijn een van de acht delen van meningsuiting of negen delen van meningsuiting.
Werkwoorden worden gebruikt om een actie uit te drukken:
Tim rijdt in zijn auto.
Of een staat (hoe iemand zich voelt, denkt, etc.)
Jack voelt zich vandaag beter.
Ze laten zien wat mensen of dingen doen, denken of voelen.
Actiewerkwoorden zijn werkwoorden die een actie tonen die een persoon of een object uitvoert. Actiewerkwoorden drukken iets uit dat door iemand of iets wordt gedaan. Hier zijn enkele voorbeelden van actiewerkwoorden:
Stative werkwoorden verwijzen naar hoe dingen zijn, in plaats van wat ze doen. Er zijn lang niet zoveel stative werkwoorden als er actiewerkwoorden zijn. Hier zijn enkele van de meest voorkomende met voorbeeldzinnen:
Misschien wilt u meer informatie over actieve versus stative werkwoorden.
Werkwoorden worden gebruikt in de actieve of passieve stem. De actieve stem beschrijft wat het onderwerp doet:
Tom gooit de bal. Andy woont al twintig jaar in Queens. Helga wil volgende week gaan kamperen.
De passieve stem beschrijft wat er met iets wordt gedaan. Het wordt niet zo vaak gebruikt als de actieve stem. De passieve stem vervoegt altijd het werkwoord 'zijn' en wordt gecombineerd met het voltooid deelwoord (derde vorm van het werkwoord d.w.z. doen - deed - gedaan). Hier zijn een paar voorbeelden van werkwoorden in de passieve stem:
Mary is opgegroeid in Kansas. Mijn auto is gemaakt in Duitsland. Dat document wordt ingevuld door Robert.