Het franse woord même is handig om te weten. Losjes vertaald als "hetzelfde" of "even", verandert de betekenis van het woord op basis van hoe het in een zin wordt gebruikt. même kan functioneren als een onbepaald bijvoeglijk naamwoord, een onbepaald voornaamwoord of een bijwoord.
Onbepaald bijvoeglijk naamwoord
Bij gebruik als een onbepaald bijvoeglijk naamwoord, mêmeDe betekenis verschilt naargelang het voorafgaat aan of volgt op het zelfstandig naamwoord dat het wijzigt: 1) Voor een zelfstandig naamwoord, même betekent "hetzelfde."
C'est la même koos! > Het is hetzelfde!
J'ai lu le même livre. > Ik heb hetzelfde boek gelezen.
Il aime les mêmes-programma's. > Hij houdt van dezelfde programma's.
Il a le même âge que moi. > Hij is even oud als ik.
2) Na een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord, même benadrukt dat ding en betekent "(één) zelf" of "gepersonifieerd".
Il a perdu la bague même. > Hij verloor de ring zelf.
Je veux le faire moi-même. (benadrukt voornaamwoord)> Ik wil het zelf doen.
Elle est la gentillesse même. > Ze is de belichaming van vriendelijkheid. / Ze is vriendelijkheid zelf.
Onbepaald voornaamwoord
Le même aangezien een onbepaald voornaamwoord "hetzelfde" betekent en enkelvoud of meervoud kan zijn.
C'est le même. > Het is hetzelfde.
Elles sont toujours les mêmes. > Ze zijn altijd hetzelfde.
Cela / ça revient (strictement) au même. > Het komt / komt neer op (exact) hetzelfde.
Bijwoord
Als een bijwoord, même is onveranderlijk, benadrukt het woord dat het wijzigt en betekent "zelfs, (gaan) zo ver als".
Même Jacques est venu. > Zelfs Jacques kwam.
Il avait même acheté un billet. > Hij ging zelfs zo ver dat hij een kaartje kocht.
Ils sont tous partis, même le bébé. > Ze gingen allemaal weg, zelfs de baby.
Je l'ai vu ici même. > Ik zag hem precies op deze plek.
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden met même vormen de "-zelf" voornaamwoorden, die persoonlijke voornaamwoorden van nadruk zijn.
moi-même > mezelf
toi-même > jezelf (enkelvoud en vertrouwd)
elle-même > haarzelf
lui-même > zichzelf
soi-même > Jezelf, jezelf
vous-même > jezelf (meervoud en formeel)
elles-mêmes > Zichzelf (vrouwelijk)
eux-mêmes > Zelf (mannelijk)
Uitdrukkingen
à même> recht in, vanuit; in positie
à même que> in staat tot
de même que> precies / goed als (er is iets gebeurd)
même que (vertrouwd)> bovendien
quand même> toch, toch
tout de même> toch
Ça revient au même. > Dat komt op hetzelfde neer.
C'est du pareil au même. (informeel)> Het is altijd hetzelfde.
en même temps > tegelijkertijd
Il n'a même pas pleuré. > Hij huilde niet eens.
à même la peau > Naast de huid
à même le sol > Op de kale grond
Je suis parti et lui de même. > Ik ging weg en hij ook.
à même: dormir à même le sol> om op de vloer te slapen
à même de> in staat om, in een positie om
de même: faire de même> hetzelfde of hetzelfde te doen