Een van de belangrijkste taken bij het spreken van een taal is het stellen van vragen. Dit artikel helpt je te leren hoe je vragen kunt stellen en beantwoorden, zodat je gesprekken in het Engels kunt beginnen. Om u te helpen, zijn vragen onderverdeeld in categorieën met een korte uitleg.
Er zijn twee hoofdtypen vragen in het Engels: vragen die met een eenvoudig ja of nee kunnen worden beantwoord, en vragen die een meer gedetailleerd antwoord vereisen.
Ben je blij vandaag? | Ja dat ben ik. |
Heb je plezier gehad op het feest. | Nee, dat heb ik niet gedaan. |
Kom je morgen naar de les?? | Ja ik wil. |
Informatievragen worden gesteld met de vraagwoorden wat, waar, wanneer, hoe, waarom en welke. Deze vragen vereisen langere antwoorden om de gevraagde specifieke informatie te geven. Merk op dat elk van deze vragen wordt beantwoord met de positieve of negatieve vorm van het werkwoord.
Waar kom jij vandaan? | ik kom uit Seattle. |
Wat heb je zaterdagavond gedaan?? | We gingen naar een film kijken. |
Waarom was de klas moeilijk? | De klas was moeilijk omdat de leraar de dingen niet goed uitlegde. |
Begin het gesprek met een groet. Voorbeelden hiervan zijn:
Praktijk Dialoog:
Hier zijn enkele van de meest voorkomende vragen die worden gebruikt bij het vragen om persoonlijke informatie:
Praktijk Dialoog:
Hier is een korte dialoog met een voorbeeld van persoonlijke vragen. U kunt deze vragen gebruiken om te oefenen met een vriend of klasgenoot, met behulp van uw eigen informatie.
Alex: Mag ik je een paar persoonlijke vragen stellen?
Peter: Zeker.