Een koppelwerkwoord is een traditionele term voor een type werkwoord (zoals een vorm van worden of lijken) die het onderwerp van een zin samenvoegt met een woord of zin die iets over het onderwerp vertelt. Bijvoorbeeld, is functioneert als een werkwoord in de zin "De baas is ongelukkig."
Het woord of de zin die op het koppelwerkwoord volgt (in ons voorbeeld, ongelukkig) Wordt een onderwerpsupplement genoemd. Het onderwerpsupplement dat volgt op een koppelwerkwoord is meestal een bijvoeglijk naamwoord (of bijvoeglijk naamwoord zin), een zelfstandig naamwoord (of zelfstandig naamwoord zin) of een voornaamwoord.
Koppelwerkwoorden (in tegenstelling tot actiewerkwoorden) hebben betrekking op een staat van zijn (zijn, worden, lijken, blijven, verschijnen) of voor de zintuigen (kijk, hoor, voel, proef, ruik).
In de hedendaagse taalkunde worden meestal koppelingswerkwoorden genoemd copulas, of copular werkwoorden.
"Een goede truc om te bepalen of een werkwoord een iswerkwoord koppelen is het woord vervangen lijkt voor het werkwoord. Als de zin nog steeds zinvol is, is het werkwoord een koppelwerkwoord.
Het eten keek verwend.
Het eten scheen verwend.
leek werkt, dus keek is een koppelwerkwoord in bovenstaande zin.
ik keek naar de donkere wolken.
ik scheen naar de donkere wolken.
leek werkt niet, dus keek is geen koppelwerkwoord in bovenstaande zin.
Werkwoorden die omgaan met de zintuigen (zoals kijkt, ruikt, voelt, smaakt en klanken) kunnen ook werkwoorden koppelen. Een goede manier om te bepalen of een van deze werkwoorden wordt gebruikt als koppelwerkwoord, is door een vorm van te vervangen worden voor het werkwoord: als de zin dezelfde betekenis behoudt, is het werkwoord een koppelwerkwoord. Kijk bijvoorbeeld naar de weg voelt, kijkt en smaken worden gebruikt in de volgende zinnen.
Jane voelt (is ziek.
Die kleur looks (is) verschrikkelijk voor jou.
De ovenschotel smaken (is vreselijk."
(Barbara Goldstein, Jack Waugh en Karen Linsky, Grammatica om te gaan: hoe het werkt en hoe het te gebruiken, 3e ed. Wadsworth, Cengage, 2010)
"Deze copular werkwoorden (ook koppelende werkwoorden) kunnen semantisch in twee soorten worden verdeeld: (1) like like worden die verwijzen naar een huidige status: verschijnen, voelen, blijven, lijken, geluid; en (2) degenen die wijzen op een of ander resultaat: worden, krijgen (nat); Gaan (slecht); toenemen (oud); beurt (naar). Worden is de copula die meestal bijwoordelijke aanvullingen gebruikt die het onderwerp karakteriseren of identificeren: Ik voelde me koud; Ik voelde me een dwaas."
(Sylvia Chalker, "Copula," in The Oxford Companion to the English Language, uitgegeven door Tom McArthur. Oxford University Press, 1992)