Een systeem van allianties tussen de 'grote mogendheden' van Europa had de oorlogen van de Spaanse en Oostenrijkse opvolging in de eerste helft van de achttiende eeuw overleefd, maar de Frans-Indische oorlog dwong een verandering. In het oude systeem was Groot-Brittannië verbonden met Oostenrijk, dat verbonden was met Rusland, terwijl Frankrijk verbonden was met Pruisen. Oostenrijk was echter woedend over deze alliantie nadat het Verdrag van Aix-la-Chapelle de oorlog van de Oostenrijkse Successie in 1748 had beëindigd, omdat Oostenrijk de rijke regio van Silezië wilde terugwinnen, die Pruisen behield. Oostenrijk begon daarom langzaam en voorzichtig met Frankrijk te praten.
Terwijl de spanningen tussen Engeland en Frankrijk in de jaren 1750 in Noord-Amerika opliepen en een oorlog in de koloniën zeker leek, sloot Groot-Brittannië een alliantie met Rusland en verhoogde het de subsidies die het naar het Europese vasteland stuurde om andere losjes geallieerde, maar kleinere, landen aan te moedigen troepen rekruteren. Rusland werd betaald om een leger stand-by te houden in de buurt van Pruisen. Deze betalingen werden echter bekritiseerd in het Britse parlement, die er niet van hielden zoveel te besteden aan de verdediging van Hannover, van waaruit het huidige koninklijke huis van Groot-Brittannië was gekomen en dat ze wilden beschermen.
Toen gebeurde er iets vreemds. Frederick II van Pruisen, later om de bijnaam 'de Grote' te verdienen, was bang voor Rusland en de Britse hulp aan haar en besloot dat zijn huidige allianties niet goed genoeg waren. Hij ging aldus in discussie met Groot-Brittannië en op 16 januari 1756 ondertekenden zij het Verdrag van Westminster, waarbij zij elkaar steun verleenden indien 'Duitsland' - waaronder Hannover en Pruisen - zouden worden aangevallen of 'bedroefd'. subsidies, een zeer aangename situatie voor Groot-Brittannië.
Oostenrijk, boos op Groot-Brittannië omdat het een bondgenoot was van een vijand, vervolgde zijn eerste gesprekken met Frankrijk door een volledige alliantie aan te gaan, en Frankrijk verbrak zijn banden met Pruisen. Dit werd gecodificeerd in de Conventie van Versailles op 1 mei 1756. Zowel Pruisen als Oostenrijk zouden neutraal blijven als Groot-Brittannië en Frankrijk oorlog voerden, zoals politici in beide landen vreesden dat zou gebeuren. Deze plotselinge verandering van allianties wordt de 'diplomatieke revolutie' genoemd.
Het systeem en de vrede zagen er veilig uit voor sommigen: Pruisen kon Oostenrijk niet aanvallen nu deze was verbonden met de grootste landmacht op het continent, en hoewel Oostenrijk geen Silezië had, was ze veilig voor verdere Pruisische landgrabs. Ondertussen konden Groot-Brittannië en Frankrijk deelnemen aan de koloniale oorlog die al zonder enige betrokkenheid in Europa was begonnen, en zeker niet in Hannover. Maar het systeem rekende zonder de ambities van Frederik II van Pruisen, en tegen het einde van 1756 werd het continent ondergedompeld in de Zevenjarige Oorlog.